-
1 repulsion
n. tegenzin, afkeer; afstoting[ rippulsjn] 〈 geen meervoud〉1 tegenzin ⇒ afkeer, walging♦voorbeelden: -
2 feel (a) repulsion for someone
-
3 aversion
aversion [aaversjõ]〈v.〉♦voorbeelden:avoir de l'aversion contre, pour qn., qc. • een afkeer van iemand, iets hebbenpar aversion pour • uit afkeer vanfafkeer, weerzin -
4 avoir de l'aversion contre, pour qn., qc.
avoir de l'aversion contre, pour qn., qc.een afkeer van iemand, iets hebbenDictionnaire français-néerlandais > avoir de l'aversion contre, pour qn., qc.
-
5 sour
adj. zuur; een zuur karakter--------n. zuur iets; zure drank--------v. zuur maken; verzuren; verbitteren; verbitterd worden; genoeg van iem. hebbensour1[ sauə] 〈bijvoeglijk naamwoord; sourness〉♦voorbeelden:sour cream • zure roomgo/turn sour • verzuren, bitter wordengo/turn sour • slecht aflopen————————sour2〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
6 Abscheu
Abscheu〈m. & v.; m. Abscheu(e)s, v. Abscheu〉♦voorbeelden:1 ein Abscheu erregender Film • een afschuw-, weerzinwekkende filmjemandes Abscheu erregen • iemands afschuw wekkengegen jemanden Abscheu empfinden, hegen • een afschuw hebben van iemandvor jemandem Abscheu haben • een afschuw hebben van iemand -
7 ekeln
-
8 Abneigung
-
9 disfavour
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Французский